Schrijftip 26 De stoplap volgens Elsschot
Stoplappen. Een ouderwets woord dat je verwacht in het lied 1948 van Gerard Cox dat begint met de regels: Buiten huilt de wind om ‘t huis, maar de kachel staat te snorren op vier…
Dan kan je wel een stoplap gebruiken om de kieren te dichten.
Stoplap anno 2017
Maar nee, de hedendaagse stoplap bevindt zich niet in een tochtige spleet tussen kozijn en gevel, maar doet dienst op een heel andere plaats: als opvulling van een ongemakkelijke stilte tijdens een gesprek of ter opvulling van een versregel in een ‘er-moet-nog-iets-tussen-om-dit-te-laten-rijmen’ situatie.
Waarom doen we dat?
Een spreker gebruikt het om tijd te rekken. Je kan iets langer nadenken over wat je wilt zeggen. Soms doet hij het om rekening te houden met zijn gesprekspartner, hem niet te overvallen met een mededeling, hem langzaam voor te bereiden op een boodschap.
Voorbeelden zijn ‘dan heb ik zoiets van’ of ‘zeg maar‘ zoals Paulien Cornelisse feilloos signaleerde en gebruikte in de titel van haar boek ‘Taal is zeg maar echt mijn ding’.
Signalement
Hoe herken je ze? Een stoplap is een onbeduidende uitdrukking die je net zo goed weg zou kunnen laten – en doe dat vooral – zonder dat de inhoud van de tekst verloren gaat. Deze dooddoeners sluipen erin voordat je het in de gaten hebt. Probeer ze te vermijden.
De naam zegt het al
Naast de stoplap zijn er ook stopwoordjes en zelfs stopzinnen. Zeker weten. Nou en of. Als ik het niet dacht.
Wat je daar mee moet doen? Kijk nou eens goed: stop-lap, stop-woord, stop-zin. Stop ermee!
Je hebt het zelf niet door
Ik grossier volgens mijn redacteur in verkleinwoorden als beetje, kamertje, keukentje, mobieltje, telefoontje, rijtje, paaltje en dergelijke. En ze had gelijk. Dat zorgde voor een berg correctiewerk. Ik raad je aan zoveel mogelijk woorden in de tekst te schrappen zonder dat de inhoud verloren gaat. Dat komt de leesbaarheid echt ten goede.
De Elsschot proef
Een krachtig wapen om dit te bereiken is de Elsschotproef, genoemd naar de Vlaamse schrijver Willem Elsschot die ter verhoging van de leesbaarheid het volgende aanbeval:
Vermijd passieve taal en het nietszeggende ‘men’. Gebruik niet teveel hulpwerkwoorden zoals zouden, kunnen, of hebben. Schrap formele en ambtelijke taal en concretiseer weinig zeggende woorden. Vermijd dubbele ontkenningen en vervang het negatieve aandoende ‘maar’ door ‘en’, ‘ook’ of ‘bovendien’.
Aan de slag! Je kan het!